Henriëtte AMALIA prinses van Anhalt-Dessau

Henriëtte AMALIA prinses van Anhalt-Dessau
dochter van Johan George II van Anhalt-Dessau en * Henriette Catharina
Kleef 16 augustus 1666 – Oranienstein 18 april 1726
Trouwt Dessau 16 november 1683 * Hendrik Casimir II

a haar moeder is deze prinses, gewoonlijk Amalia genoemd, een volle
nicht van de bruidegom. Hun beider moedershebben altijd een uitstekende verstandhouding gehad en tonen zich dan ook verheugd over deze verbintenis. Gemakkelijk heeft Amalia het niet met de weerspannige en
driftige Friese stadhouder die voortdurend overhoop ligt met zijn superieure
neef Willem III. De prinses doet wat zij kan om de betrekkingen tussen
hen te verbeteren; in 1694 reist zij daartoe zelfs naar ‘s-Gravenhage om
bij de koning-stadhouder voor een verzoenende houding te pleiten. Zij
slaagt hierin – doch reeds twee jaar later overlijdt Hendrik Casimir II.
Hij laat haar achter met acht kinderen van wie de oudste * Henriette Albertina nog geen tien jaar is. Voor de enige zoon en opvolger, Johan Willem Friso (een andere zoon, * Willem George Friso, is slechts één
jaar oud geworden), treedt Amalia nu aan als voogdes. Een paar maanden later, in mei 1696, overlijdt haar schoonmoeder * Albertina Agnes, die
haar het slot te Oranjewoud en Oranienstein te Dietz vermaakt. Van de meubels, schilderijen, tapijten, kristal en glas, goud en juwelen van Oranjewoud, die geveild worden, koopt Amalia vele waardevolle stukken
ter waarde van fl. 14.000. Zij geeft opdracht het bestaande buiten verder
te verfraaien en in te richten, laat uit Leeuwarden veel meubels overkomen, bestelt gordijnen en een tinnen servies. Zelfs heeft zij plannen een geheel nieuw slot te laten bouwen en wel door de bekende bouwmeester Marot. Volgens een latere inventarislijst van Oranjewoud (1711) heeft de kamer
van Hare Hoogheid (Amalia) een fluwelen behangsel met strepen.
Er staan een met fluweel bekleed praalbed, twee armstoelen, twee
taboeretten en een kamerscherm. Later blijkt dat Amalia’s zorgeloze prachtlievendheid wel tot zeer grote financiële uitgaven heeft geleid: haar schoondochter * Maria Louise zal dan ook moeten bezuinigen.
Vanaf 1703 houdt Amalia zich bezig met de Oranje-erfeniskwestie. De kinderloos overleden stadhouder-koning * Willem III heeft haar zoon Johan Willem Friso tot universeel erfgenaam benoemd. Deze erfrechten worden echter terstond van alle kanten bedreigd. De Franse koning lijft het
prinsdom Oranje in; de koning van Pruisen eist krachtens afstamming
van Frederik Hendrik via * Louise Henriette de gehele erfenis op; Groot-Brittannië vordert de juwelen van Willem III; de Staten-Generaal weigeren gevolg te geven aan het verzoek van de overleden stadhouder om de stadhouderlijke waardigheid over te dragen op zijn Friese neef. Aangezien Johan Willem Friso pas 15 jaar is, is het in eerste instantie vooral Amalia
die te maken krijgt met de hierop volgende slepende successiestrijd.
Vooral met Frederik I van Pruisen voert zij onderhandelingen, doch
vanwege de hoge eisen die deze stelt, wenst Amalia niet tot een regeling met hem over te gaan. De Engelse koningin Anna, zuster van * Maria II
Stuart, eist intussen via een proces voor het Hof van Holland de juwelen
op, die volgens haar in Engeland zijn gekocht ná Willems troonsbestijging
en dus kroonjuwelen zouden zijn. Een deel van de juwelen wordt de koningin toegezegd, waarop Amalia en Johan Willem Friso in hoger beroep gaan (1709). Uiteindelijk doet de Hoge Raad geen uitspraak, omdat Anna nalaat nieuwe bewijzen aan te voeren. In 1707, met de meerderjarigheid
van haar zoon, trekt de prinses zich met haar zes ongehuwde dochters
terug in Dietz, waar zij grotendeels op kosten van haar zoon leeft. Als regentes over het graafschap Dietz (sedert 1708) bevordert zij de uitbouw
van de stad en stimuleert ze de economische ontwikkeling. Bij de dood
van haar zoon Johan Willem Friso in 1711 verwacht Amalia tot regentes
te worden benoemd en ze trekt aanstonds met haar dochters naar Leeuwarden. In Friesland is de niet onbegaafde, doch heerszuchtige en zelfbewuste Amalia evenwel niet algemeen geliefd, en de Staten geven de voorkeur aan de weduwe Maria Louise. Amalia en de prinsessen keren vervolgens terug naar Dietz waar Amalia nog vijftien jaar leeft. Haar
residentie Oranienstein laat zij belangrijk vergroten naar ontwerpen van Daniel Marot: op het hoofdgebouw komt een verdieping en de bijgebouwen worden vervangen door zijvleugels. De hertog van Hessen-Kassel, voogd
over de Duitse bezittingen na de dood van zijn schoonzoon Johan Willem Friso, doet Amalia een proces aan vanwege haar vele kostbare
bouwactiviteiten. In 1731 wordt dit proces beëindigd met de toewijzing van het slot aan * Willem IV en de vergunning aan de zes dochters om de linkervleugel te blijven bewonen (zie * Henriette Albertina). Amalia maakt deze schikking niet meer mee. Zij overlijdt in 1726, beladen met schulden, en wordt volgens haar wens begraven in de kerk van Dietz.

LITERATUUR
– Katharina Bechler: Schloss Oranienbaum. Architektur und Kunstpolitik
der Oranierinnen in der zweiten Hälfte des 17.
Jahrhunderts. Halle (Saale) 2002.
– R. Heck: Amalie von Anhalt, Fürstin zu Nassau-Dietz (1666-1726) und
ihr Grabmal in der Stiftskirche zu Dietz. Dietz 1910.
– Peter Karstkarel en Hugo Kingmans: Oranje Nassau & Friesland.
Leeuwarden 1994.
– R.L.P. Mulder-Radetzky en B.H. de Vries: Geschiedenis van
Oranjewoud. Alphen a.d. Rijn 1989.
– J.W.A. Naber: `Albertina Agnes van Oranje en Amalia van
Anhalt-Dessau’, in: Naber, II (1911) , p. 1-20.
– Onder den Oranje boom 1999.