Willem Alexander Frederik Ernst CASIMIR

ERNST CASIMIR graaf van Nassau, Katzenelnbogen en Dietz
zoon van * Jan de Oude en Elisabeth van Leuchtenberg
Dillenburg 22 december 1573 – Roermond 2 juni 1632

Trouwt Gröningen (bij Halberstadt) 8 juni 1607 * Sophia Hedwig van Brunswijk-Wolfenbuttel
Na de schooltijd op de Dillenburg en studies te Siegen, Herborn en
Basel stuurt Jan van Nassau deze zoon samen met de iets jongere * Lodewijk Gunther naar Leeuwarden voor verdere opleiding onder
toezicht van * Willem Lodewijk. Volgens Jan is het onderwijs
ontoereikend geweest, want een `stevig fondament was niet gelegd geworden’. Later verhuist Ernst Casimir naar ‘s-Gravenhage, waar
onder toezicht van zijn neef * Maurits zijn militaire carrière in het Staatse leger een aanvang neemt. Hoezeer hij zich hier thuisvoelt, blijkt uit een
brief waarin hij schrijft dat er voor het soldatenvak geen betere plek is
waar men `puisse tant voir et apprendre qu’en nostre Pays-Bas’. In 1595
is hij (vanwege zijn jeugd slechts als `waarnemer’) aanwezig bij de
nederlaag aan de Lippe (zie * Filips). Hij geraakt in handen van de vijand
en Willem Lodewijk moet een bedrag van fl. 10.000 bijeenbrengen om
hem vrij te kopen. De volgende jaren strijdt Ernst Casimir onder meer bij Rijnberk, de strategisch belangrijke vesting op de Rijnoever, en bij Nieuwpoort waarbij hij regelmatig verwondingen oploopt. In 1606 sterft
vader Jan van Nassau. Krachtens het testament wordt Nassau verdeeld
over de vijf overgebleven broers, zodat het uiteenvalt in de graafschappen Nassau-Dillenburg (Willem Lodewijk), Nassau-Siegen, Nassau-Beilstein,
Nassau-Dietz (Ernst Casimir) en Nassau-Hadamar. Eerst in 1743 zal
door het uitsterven van andere linies het vroegere graafschap Nassau
weer één vorstendom worden onder de afstammelingen van Ernst
Casimir. In 1606 is de graaf korte tijd in dienst van de hertog van
Brunswijk als luitenant-generaal over diens troepen. Aan diens hof
ontmoet de 33-jarige graaf de 15-jarige hertogsdochter Sophia Hedwig.
Mede door haar nauwe banden met het Deense koningshuis (haar
moeder is een Deense prinses) is zij een niet te versmaden partij.
Na hun huwelijk vestigt het paar zich niet te Dietz doch te Arnhem,
dit vanwege Ernst Casimirs hoge militaire functies: sinds 1607 is hij veldmaarschalk met een jaarwedde van 1200 pond. Voorts wordt hij benoemd tot luitenant-gouverneur van de prins over Gelderland en
Utrecht. Te Arnhem koopt Ernst Casimir in 1611 een huis `tegenover
het Kerkhof van de Groote Kerk’ (door * Willem Frederik in 1648
verkocht, in 1857 gesloopt) dat wordt `geijgent aan ’t Hoff van Nassau’
(zie * Lodewijk Gunther). Door zijn schoonvader wordt hem in
1613 de heerlijkheid Liesveld aan de Lek en Woerden vermaakt
alsmede een huis aan de Haagse Kneuterdijk. Zijn nicht * Emilia,
prinses van Portugal, en aangetrouwde neef Filips van Hohenlohe
maken hiertegen echter bezwaar op grond van vroegere schriftelijke
beloften. In 1564 was Liesveld, een leen van de Staten van Holland
en West-Friesland, namelijk verkocht aan Erik van Brunswijk, die
het zou hebben geruild met Filips van Hohenlohe. Een langdurig
proces tussen de familieleden volgt voor het Hof van Holland
(sententie 1622) en de Hoge Raad (1627), waarbij Liesveld verloren
gaat voor het huis Hohenlohe. Eerst in 1635 wordt deze met veel
problemen gepaard gaande zaak financieel afgewikkeld door
bemiddeling van Floris van Pallandt. Nadat graaf Ernst Casimir in
1618 John Ogle, gouverneur en garnizoenscommandant van de
opstandige stad Utrecht, heeft vervangen, volgt hij in 1620 zijn
broer op als stadhouder van Friesland; de Staten van Groningen
en Drenthe kiezen echter Maurits als hun stadhouder. In 1625
wordt Ernst Casimir na diens dood alsnog stadhouder van deze
twee gewesten. In deze jaren woont Ernst Casimir met zijn gezin voornamelijk in Leeuwarden. Overigens is de macht van de Nassaustadhouders in Friesland bescheiden, zeker in vergelijking
met de positie van hun Hollandse verwanten. De stadhouder heeft
de plicht jaarlijks de Landdag bijeen te roepen. Tot zijn rechten
behoren de magistraatsbestelling in de steden en de aanstelling
van legerofficieren, leden van het Hof van Friesland en curatoren
van de Hogeschool van Franeker. De meer militair dan staatkundig geïnteresseerde Ernst Casimir sneuvelt in 1632 tijdens de veldtocht
langs de Maas van * Frederik Hendrik bij Roermond door een schot
in de schedel. De Staten-Generaal vereren de erfgenamen van Ernst
Casimir met een bedrag van 15.000 pond (2 april 1633) voor zijn
aan het land bewezen diensten. Volgens gebruik krijgt de Friese
stadhouder overigens gemiddeld een derde van het bedrag dat
de prins van Oranje ontvangt, en zo wordt Frederik Hendrik in
1633 met 42.000 pond vereerd.

LITERATUUR
– Gabriëls; Kleyn; Schulten 1988; Karstkarel/Kingmans 1994.
– R. Heck: Ernst-Casimir von Nassau-Diez und Sophie-Hedwig von
Braunschweig-Lüneburg. Herborn 1916.
– G.Th. Jensma: `Twee adviseurs, een stadhouder en een koning’, in:
De vrije Fries, 66 (1986), p. 59-70.
– A.W.J. Mulder: `Ernst Casimir, graaf van Nassau-Dietz’, in:
VONM (1935), p. 14-16.
– Het Staatsche Leger, II, III, IV.
– J.W. van Straaten: Jan van Nassau en de zijnen. ‘s-Gravenhage 1898.
– L.H. Wagenaar: `Twee bladzijden uit het leven van Ernst Casimir’, in:
Krämer (1905/1906), i, p. 117-123.